Veel gebruikte termen in de bonsaiwereld.

In dit kort overzicht bekijken we een reeks begrippen met de uitleg wat ze betekenen in de bonsaiwereld.

De Japanse namen werden weggelaten. Daarvoor publiceren we regelmatig artikels die dieper ingaan op één of meer Japanse begrippen.

Naamgeving Nederlands

Een echt officiële Nederlandstalige namenlijst voor bomen en struiken bestaat er niet. Er bestaan wel namenlijsten die voor elke boomsoort een Nederlandse naam opgeven. Die naam is dan vaak een, indien mogelijk, vertaling van de Latijnse naam. Wij nemen alleen een Nederlandse naam op als die algemeen gangbaar is.

Naamgeving volksnaam

Soorten die in de lage landen echt inheems zijn krijgen vaak ook een volksnaam, die naam is bijna altijd een regionaal gegeven. Alleen als die volksnaam echt gekend is wordt die opgenomen.

Naamgeving Japans

Japanse namen worden slechts bij enkele soorten opgenomen. Alleen die welke regelmatig in de Engelstalige boeken voorkomen werden opgenomen. Daarnaast ook de Japanse namen die voorkomen, in het romanii, in Japanse fotoboeken. Romanii: Japanse woorden geschreven in ons westers schrift. Niet met de kanji of in het hiragana en katakana dus. Voorbeeld: ‘Kaede’ voor Acer buergerianum.

Botanisch familie

De familie, wetenschappelijk, waartoe de soort behoort. Bijvoorbeeld, ‘Ulmaceae’ voor de familie van de olmen.

Variëteiten en cultivars

Heel veel boomsoorten kennen veel varianten. Die verschillende types verdeelt men in twee grote groepen, cultivars en variëteiten. In beschrijvingen van soorten gebruikt men in de regel alleen die welke voorkomen in bonsai collecties. Bij fruitbomen spreekt men ook over ‘rassen’ en bij bosbomen ook over ‘sporten’. De naam van cultivar of variant staat altijd in het derde deel van de naamgeving. Voorbeeld: Juniperus chinensis ‘Itoigawa’.

Botanische Groep

Bomen en struiken behoren volgens de taxonomie tot een groep. Voor ons gebruik hebben we het dan over ‘coniferen’ en ‘loofbomen’. Coniferen beschrijven we vaak als groenblijvers. Dat klopt niet, denk maar aan de lork en de moerascypres (Taxodium). En daarnaast zijn een flink aantal loofbomen bladhoudend of semi-bladhoudend. Denk aan de gewone hulst. Coniferen staan hier voor naaktzadigen en loofbomen voor bedektzadigen.

Het kan voorkomen dat een plant valt onder de categorie ‘andere’. Geen conifeer en geen loofboom dus. Eigenlijk behoren deze planten tot de kusamono of accentplanten. Ze kunnen vrijwel nooit gerekend worden tot de bonsai. Denk aan vaste planten, varens, mossen, grassen, …

Botanisch Voorkomen

Alle soorten hebben een verspreidingsgebied. Deze info leert ons veel over de omstandigheden waar de boom het goed doet. Het gaat dan zowel over de geografische verspreiding als over de omgeving, bv. kust, gebergte, … …

Habitus

De habitus is het uitzicht van een volwassen boom die in normale omstandigheden kon ontwikkelen zonder daarbij beschadigingen op te lopen. Bij loofbomen is de habitus het beste te zien bij alleenstaande bomen in de winter.

Bonsai stijlen

Dit zijn aanbevelingen. In welke stijlen doet een soort het goed? Dit heeft te maken het feitelijke gebruik en minder met de reële mogelijkheden. Voorbeeld: bij een Zelkova denk men automatisch aan de bezemstijl en bosjes. Met Zelkova kan men gerust bonsai in andere stijlen uitwerken.

Vaak kan men een bonsai meerdere stijlen meegeven, bijvoorbeeld een literati in de hellende stijl. In de regel zal men echter alleen de meest opvallende stijl meenemen. We baseren ons op de basis stijlen die voorkomen in de Japanse literatuur. Onderstijlen, zoals J. Naka die behandelt in ‘Bonsai Techniques I en II’ bestaan ook maar gebruikt men zelden..

Bonsai naar grootte

De grootte van de bonsai zoals die in hoofdzaak voorkomen bij die soort. Sommige soorten beperken zich in hun toepassing in hoofdzaak tot mame en shohin. De maatgeving voor die categorieën is trouwens niet absoluut. Mame gaan tot ongeveer 7 à 9 cm, shohin tot 21 à 23 cm hoogte. Als uitleg daarbij krijg je in Japan meestal als antwoord ‘Een shohin is een shohin als die er uit ziet als een shohin’. Geen sprake van centimeters! Kifu zijn dan weer de bonsai met een hoogte van 23 tot 40 cm.

Verpotten

Ingreep die om de één tot vijf jaar nodig is om de wortels te snoeien en om een nieuw grondmengsel aan te brengen. Het is tegelijk het moment om een betere pot te kiezen of om de positie aan te passen.

Bemesting

Bonsai hebben voedsel nodig. Aard van de meststof, de jaarcyclus en de frequentie spelen een rol. Bij bonsai gaat het dan altijd over de bemesting bij bomen die in een bonsaipot staan (prebonsai, bonsai). Niet over jongere planten in opkweek.

Standplaats

De voorkeur van een boom om vooral in volle zon, halfschaduw of schaduw te staan. Dit is ook afhankelijk van het seizoen.

Ziekten en plagen

Ziekten zitten hem in problemen in het systeem van de boom zelf. Plagen gaan meer over insecten en andere kleine dieren die de plant gebruiken als voedselplant of als afzetplan voor hun eitjes waarbij ze de plant beschadigen. Een complex verhaal, vooral als het gaat over aantasting door schimmels. De bestrijding door een amateur is nog complexer.

Winterhardheid

Info over de winterhardheid en het overwinteren in onze regio. De kaart met winterhardheidszones is daarbij de leidraad. Daarbij aanbevelingen over overwinteren.

Onderhoud winter

Overzicht van werkzaamheden die in de winter mogelijk zijn op de soort.

Opbouw, vormgeving

Het geheel aan technieken om een bonsai, letterlijk, vorm te geven. Denk aan snoei, bedraden, spandraden, splijten, enten, gebruik van staven en dergelijke.

Bedraden

De meest gebruikte, samen met snoeien, techniek om vorm te geven. Het gaat altijd over aluminiumdraad of koperdraad.

Watergift

Belangrijkste deel van het onderhoud. De liefhebber doet dit vooral manueel. Sommigen ook met een sproeisysteem.

Dood hout

Dode takken, stammen die een deel van hun schors kwijt zijn, holtes, holle stammen, het zijn allemaal vormen van dood hout in bonsai. We gebruiken hier in de regel altijd de Japanse termen: uro, jin, shari en saba-miki.